Ik ben betrapt op “dè misdaad” in de supermarkt

Het gebeurde in de supermarkt. Deze week. Ik was rustig mijn inkopen aan het doen. Dat doe ik al op een speciale manier. Ik winkel vaak in functie van de gerechten die ik ga maken, en meestal bedenk ik die al winkelend. Mijn kar staat dan ergens in het midden geparkeerd, en ik loop de winkel rond, gerecht per gerecht. Ik haal mijn groenten, het stukje vlees dat ik erbij wil hebben, die speciale couscous die daar bijhoort, en dat leg ik in de kar. Vervolgens doe ik dat over voor een volgend gerecht. En meestal blijft de kar ergens staan. Ergens in het midden. Dat is soms al irritant voor andere mensen die winkelen, want die kar staat altijd ergens in de weg. Ik heb al in de ogen van andere shoppers gezien dat ze dat irritant van me vinden. Soms probeer ik dat te vermijden, en rij ik de kar toch de hele tijd voor me uit, maar als ik echt aan het winkelen ben voor een groot etentje staat de kar ergens geparkeerd en loop ik rond. Sorry daarvoor.

Maar over die misdaad wil ik het niet hebben. Ik werd deze week op een andere schandaligheid betrapt. Het was bij de potjes met krabsalade, eiersalade, préparé en vissla, je kent die afdeling wel. Ik neem altijd een paar zo’n potjes mee. Maar wat doe ik dan vaak? Niet altijd, maar toch vaak… Ik check even hoelang de potjes nog goed zijn, en grijp er dan vaak eentje van de achterste rij, omdat die nog veel langer houdbaar zijn dan die op de eerste rij. Ik ben soms zo’n grabbelaar. Die niet een potje van vooraan neemt, maar echt de stapel netjes opzij schuif om te grijpen naar het meest verse doosje. Ik weet het, dat kan ergerlijk overkomen, en ook winkelpersoneel vindt dat wellicht schandalig, maar het is sterker dan mezelf.

Nu stond er naast me aan het rek een dame te wachten die me die potjes opzij zag schuiven om hebberig op zoek te gaan naar dat ene potje dat het langste vers zou blijven, en terwijl ik bezig was keek ze me aan met een blik alsof ik net had ingebroken bij een bejaarde, een hondje omver had gereden of een moord had gepleegd. Zo boos keek ze. Verwijtend. Ik voelde me meteen betrapt. Als ogen zouden kunnen doden dan had ik daar ter plekke een hartstilstand gekregen. En het bijzondere: het werkte. Ik ben voor de kip curry gegaan die nog tien dagen vers was, en niet de kip curry die nog drie weken zou meegaan. Gewoon omdat ik een scène vermijden wou.

Ik had heel even zin om me te verdedigen. Om te zeggen: “sorry mevrouw, ik weet wat u denkt. U denkt dat het schandalig is dat ik achteraan de stapel grijp omdat andere mensen dan potjes moeten nemen die minder lang vers blijven. Dat is zo. Maar ik heb een excuus. Wij zijn thuis maar met twee. En dat is toch helemaal anders dan een gezin. Als je met vier bent is alles altijd netjes op tijd op. Met z’n tweetjes is dat anders. En als er iets is dat ik afschuwelijk vind is het eten weggooien. Vandaar.” Maar ik heb het niet gedurfd. Ik wou geen scènes in de supermarkt met een wildvreemde vrouw. Dus nu staat er een potje kip curry in de frigo dat deze week op moet. Dat moet het overigens sowieso, want vrijdag is het paasvakantie, en vertrekken we naar Barcelona. Dus mijn gegrabbel sloeg sowieso al nergens op. Maar toch…